Reünisten-Matrozenkapel

informatie van de "Matrozenkapel"


De aanleiding:
Blij verrast was ik toen op een zaterdagmorgen in februari op de voicemail een bericht stond van Frans Simkens uit Leende. De naam zei mij nog wel degelijk iets, immers Frans was gedurende vele maanden mijn collega-muzikant in de Matrozenkapel van het MOK Hilversum. Daarnaast hadden wij elkaar enige jaren geleden ontmoet bij een concert van de Philipsharmonie in het Helmondse Speelhuis. Frans speelde in de zestiger jaren op bugel maar had die inmiddels voor een hoorn ingeruild. Het bericht ging over een reünie van de Matrozenkapel die op til was en waarover hij mij wilde inlichten. Ik was meteen vol enthousiast, immers iets dergelijks had ik al vele jaren geleden gehoopt dat zo iets nog eens zou gebeuren.
In de tachtiger jaren had ik tijdens een ontmoeting met Edwin Musquetier, eveneens een collega muzikant die tijdens onze Marinetijd de overstap had gemaakt naar de Marinierskapel reeds gesproken over hoe leuk het zou zijn om de maten van vroeger nog ‘ns in reünie bij elkaar te zien, maar u weet hoe dat gaat, je wisselt adressen en telefoonnummers uit en vervolgens gaat iedereen zijns weegs. Het leek erop dat het er nooit meer van kwam, totdat……


Hier aten wij ook gevulde koeken

ene Alfred Brouwer een geweldig initiatief nam en de boel op de rails ging zetten. Uit de contacten bleek mij dat met name Edwin Musquetier maar ook Henny van Kempen, opnieuw een collegamuzikant en goede vriend uit de Matrozenkapel hierbij tot steun van Alfred waren. Omdat ik nog enkele muzikanten meer uit mijn regio kende ben ik subiet in de telefoon geklommen en na wat recherchewerk lukte het mij om André Pustjens uit Roosteren (tegenwoordig Pey- Echt) Jan Berben uit Meijel, Mies Relou en Piet Kuunders uit Deurne te informeren. De heren waren direct net zo enthousiast als ik en er volgde een spoedige aanmelding.
Vanzelfsprekend komen bij zo’n gebeurtenis als deze de gedachten aan vroeger weer boven drijven, het fotoalbum wordt erbij gehaald en herinnering na herinnering verschijnt op het netvlies. Hoewel de drukproef voor het gedenkboek, zo las ik in de stukken var Alfred reeds was gemaakt heb ik terstond mijn gedachten over er herinneringen aan mijn Marinetijd op papier gezet en aan Alfred toegezonden. Niet zoveel later bedacht ik dat het primair voor mezelf maar evenzeer voor de jongens waarmee ik een fijne tijd in Hilversum heb beleefd een aardige actie zou zijn om deze gedachten en herinneringen wat nauwgezetter uit te werken en hen als aanvullend souvenir mee te geven.
Ik schreef dus aan Alfred dat ik hem bij voorbaat reeds hartelijk wilde dankzeggen voor het initiatief tot deze interessante happening, en dat ik het geweldig vond dat hij het mogelijk maakte om een aantal muziekvrienden van 35 jaar geleden te ontmoeten en de tijd van vroeger met elkaar opnieuw te beleven. Hoewel de informatie voor het boek wellicht te laat kwam wil ik mijn diensttijd in Hilversum, en dan in het bijzonder bij de Matrozenkapel in het kort belichten.

Mijn relaas
Opgekomen in september 1964 werd ik al direct aan de poort gewezen op het bestaan van de Matrozenkapel; ik had namelijk mijn tenortuba van mijn fanfare uit Neerkant (een Brabants dorpje) bij me want zes weken later moesten we op concours en ik wilde me graag goed voorbereiden zeker omdat ik had gehoord dat we de eerste vier weken in “quarantaine” moesten blijven. Binnen drie dagen zat ik op het kantoortje van Majoor Hoogers en niet veel later beleefde ik de eerste repetitie te midden van mijn muzikale collega’s die zoals steeds vanuit het gehele land vandaan kwamen.
Vooral in het begin was het wennen aan een andere omgeving, zo ook bij voorbeeld aan de manier waarop men met de theorie omging. Opgegroeid in een muziekwereld waarin men sprak over do, re en fa kruis sprak men daar over C, D en Fis. Toen de majoor mij eens vroeg wat er op een bepaalde plaats stond antwoordde ik met mi, la enz. hetgeen een lachsalvo van de collega’s opleverde.
Toch was het op dat punt een goede leerschool want ik heb er veel geleerd, zowel qua techniek maar ook qua theorie. Hoewel ik van huis uit ook veel concertwerk op de lessenaar aantrof, in die tijd gingen we met onze Fanfare welhaast elk jaar op concours, was het hier veelal het marsenwerk waaraan gewerkt werd. Immers de optredens buiten de muziekzolder vroegen vaak om marsmuziek. Maar dat vond ik niet erg want ik hield enorm van goede en mooie marsen.

De Majoor:
Majoor Hoogers was een zachtaardige man, welhaast een vader voor zijn muzikanten. Anders dan de vele andere mariniers, die vooral in het opleidingskamp (de kamppolitie en het detachement dat de exercitieoefeningen deed) soms een waar schrikbewind uitoefenden.

De Majoor daarentegen was een muzikant met zijn muzikanten en had eigenlijk ook een grote hekel aan al dat fanatieke gedoe. Hij maakte liever muziek met zijn kapel en speelde zo af toe nog op z’n hoorn, die hij daarvoor vele jaren lang in de Marinierskapel had bespeeld. Als je hem dan zo aantrof in zijn kamer kon hij boeiend vertellen over zijn ervaringen en reizen met de Marinierskapel. Ik bewaar er heel goede en warme herinneringen aan.


Majoor L. Hoogers

Ik had het erg naar mijn zin binnen de kapel en ging vaak ’s avonds nog een uurtje terug naar de muziekzolder boven de tandartspraktijk om hetzij in mijn eentje hetzij samen met enige anderen nog wat te blazen. Ik vond het reuze jammer dat het binnen de Marine slechts een “bijvak” was. Immers alle muzikanten, behalve de Majoor en korporaal Pelkman (in het begin nog pijper 1e klas) hadden overdag hun gewone werk als schrijver, matroos, hofmeester of telefonist zoals ik te doen. Alleen ’s ochtends van 08.00 tot ca. 09.30 uur was er muziekrepetitie en vervolgens moest iedereen op zijn eigen stek aan de slag. Anders dan bijvoorbeeld bij het Fanfarekorps van de Limburgse Jagers waar de jongens continu met muziek bezig waren. Maar goed beeter dit dan niets.
Mijn techniek en embouchure gingen met sprongen vooruit; binnen mijn plaatselijke vereniging was men verbaasd over de vooruitgang die reeds na enige maanden zichtbaar was.

Strafdienst:
Zo werd er van dinsdag tot en met vrijdagmorgen gerepeteerd. Op maandag was er in verband met de latere aanvangstijd en de terugkomst van het weekend geen repetitie. Dan was deelname aan baksgewijs, anders dan als er repetitie was, verplicht. Die verplichting heeft mij mijn enige veroordeling in de vorm van strafdienst opgeleverd en wel doordat ik tijdens een baksgewijs dat tengevolge van de regen in de grote exercitieloods (de Willem van der Zaen) gehouden net te laat kwam en in de fuik van de heren Mariniers liep. Ook ik moest dus traditie getrouw, zoals dat bij de Marine gewoon was, bij “de Ouwe” letterlijk op het matje komen. Geen enkel excuus werd geaccepteerd dus een veroordeling tot twee uur strafdienst volgde. Omdat het daags nadien 4 mei was en de kapel bij een dodenherdenking in Hilversum moest spelen ontkwam ik toch nog aan de vele rondjes met geweer op het immens grote terrein waar we eerder leerden marcheren.

Vlaggenparade:
Zo verliep week na week, waarbij iedere vrijdagochtend, na een korte repetitie werd afgemarcheerd naar de hoofdpoort waar de dagelijkse vlaggenparade plaatsvond. Tijdens deze vlaggenparade werd de Nederlandse driekleur gehesen en werd door de officier van de wacht verslag uitgebracht van de voorbije dag en nacht en werd verder de status van het M.O.K. in aantallen aanwezigen en verdere bijzonderheden aan de Commandant (toen Kapitein ter Zee Siliacus) overgedragen.
Op vrijdagmorgen ging dat altijd met meer feestelijk vertoon waarbij de kapel het Wilhelmus speelde en vervolgens op uitnodiging van de commandant nog een toegift. Ik herinner me dat onze Majoor dan altijd erg zenuwachtig was als hij de commandant te woord moest staan, ik zei al eerder Majoor Hoogers was in het geheel geen militair maar moest zich af en toe zo gedragen.

De staking:
Als muzikant had je ook, zo was de gewoonte op het M.O.K. enig privilege m.b.t. het wacht lopen. Dit wachtlopen was in beginsel niet mis, 3 op 4, d.w.z. eenmaal per 4 dagen was je aan de beurt, in mijn geval als telefonist van de vaste bemanning in de telefooncentrale. De muzikanten, zo was de gewoonte, kregen regelmatig een “vrije prik” zodat met name het weekend veelvuldig vrij was.
Op enig moment echter kwam daar niet veel meer van terecht en we dreigden ons privilege kwijt te geraken. In onze jeugdige overmoed dachten wij met een aantal muzikanten de leiding van het Opleidingskamp te kunnen beïnvloeden door druk uit te oefenen en door met een groep “en bloc” te bedanken voor de kapel. Zo hoopten wij een beter klimaat voor het wachtlopen te bereiken, in wezen wilden we helemaal niet stoppen met de muziek. We hadden echter niet “op de waard” gerekend, men liet zich niet de wet voorschrijven en men begon met dwangmaatregelen, waarvan overplaatsing naar Den Helder niet werd geschuwd.
Met dit dreigement boven het hoofd hangend deed het extra pijn toen we bij de eerstvolgende vlaggenparade langs de kant stonden en de kapel of wat daar van over was langs zagen komen.

Met “hangende pootjes” zijn we bij de Majoor teruggekomen en gesmeekt om toch bij de kapel te mogen blijven. Majoor Hoogers, zachtaardig als hij was toonde clementie met de afvalligen en wist te bereiken dat we weer in genade werden aangenomen. Een wijze les voor de toekomst. Anderen zoals Klaas Visser, onze bassist waren principiëler en volhardden. Klaas kwam echter in Nieuwediep (Den Helder) terecht.

De ouderdag:
Hoewel de muziek voor ons bijzaak was, ieder had overdag zijn eigen werk als telefonist, schrijver, matroos kok of noem maar op hadden we toch wel een aantal muzikale bezigheden in en buiten het opleidingskamp.
Genoemd werd reeds de wekelijkse vlaggenparadei aan de poort waarbij de “ouwe” ook aanwezig was. Een ander regelmatig terugkerend bijzonder optreden was de ouderdag die zo eens in de 5 a 6 weken plaats vond. MOKH was een opleidingskamp waar iedere week een of twee bakken rekruten binnen kwamen. De ene week waren het de dienstplichtigen, de andere week de beroeps die bij de Marine binnen kwamen. Ikzelf behoorde tot bak 361 die tezamen met bak 360 op 14 september 1964 aantrad. Zoals gezegd de ouderdag vond plaats nadat de nieuwelingen zo’n 6 weken binnen waren en een en ander hadden geleerd. De ouders en verloofden stroomden en masse binnen en kregen na ontvangst een rondleiding door het uitgestrekte kamp, het schoolgebouw en andere functionele gebouwen.


Mijn vriendin Mariet en mijn ouders op bezoek

Tegen de middag vond de hereniging met zoon en vriend plaats en werd de warme maaltijd die traditiegetrouw bestond uit erwtensoep met overheerlijke nasi in de cafetaria genuttigd. Na deze maaltijd kon zoonlief op zijn beurt nog wat van de omgeving laten zien wat meestal bestond uit het tonen van de barak waar hij zijn vrije tijd en de nacht doorbracht. Vervolgens was het weer verzamelen in de kantine waarna de matrozen zelf zich gereed gingen maken en opstellen voor het défilé. Dat was ook het moment waarop de matrozenkapel in actie kwam.

Voor het front stond de kampleiding, de commandant, de 1e Officier, de divisieofficier, de chef d’équipage en ga zo maar door. Ook de vele bezoekers vonden een plekje aan de kop van het immense terrein. Op de tonen van de Defileermars der Koninklijke Marine werd vervolgens door de jongens getoond hoe goed ze konden marcheren. Voor het publiek altijd een mooi ogenblik en schouwspel.


De matrozenkapel marcheert op

Na afloop van het defilé was de kantine weer de ontmoetingsplaats voor matrozen en ouders. De matrozenkapel vond ook hier in een hoek een plek om met wat leuke muziek de mensen te vermaken. Voor ons als muzikanten altijd een interessant moment want de bakken bier werden steevast aangerukt.

De inspecties:
Reeds vrij kort nadat ik intrede had gedaan in de matrozenkapel was er al hoog bezoek en wel toen in oktober 1964 Prins Bernhard als inspecteur-generaal van de Nederlandse strijdkrachten het MOKH bezocht. Reeds dagen van tevoren werd letterlijk schoonschip gemaakt want het moest er allemaal piekfijn uitzien.


De prins op inspectie

Majoor Hoogers stond met zijn muzikanten en tamboers op de eerste rang en wel direct achter de ingangspoort.
Een zelfde soort gebeurtenis vond plaats toen de inspectie van CZM aan Hilversum aan de orde was. Die CZM (Commandant Zeemacht Nederland) bezocht ieder jaar elk marine-etablissement en dus kwam ook MOKH aan de beurt. Opnieuw zenuwachtige toestanden want er mocht geen grassprietje meer tussen de stenen te vinden zijn, er werd driftig geverfd en geschrobd, alsof de Here Jezus zelf op bezoek kwam. Hij landde met zijn gevolg met een helikopter op de sintelbaan en ging van daaruit als een “hazewind” door ons kamp. Vanzelfsprekend stond de matrozenkapel gereed om hem met muzikale klanken te verwelkomen. Nou dat was aan ons wel toevertrouwd.


Aankomst van de CZM

Zeer indrukwekkend vond ik het grote defilé dat ’s middags op het grote exercitieterrein plaats vond. Volgens mij stond de gehele bemanning, van vast tot en met de mensen in opleiding aangetreden. Ook hier vond uitgebreide inspectie plaats door Schele Leen” (Zo werd de CZM spottend genoemd, blijkbaar omdat hij wat loenste).


MOKH presenteert zich aan CZM

Wij als muzikanten hadden opnieuw een prominente plaats vooraan, immers zonder muziek was er geen defilé mogelijk. Na afloop was iedereen in opperbeste stemming, want als ik me niet vergis hadden we daags nadien tengevolge van dit bezoek een extra vrije dag.

Andere optredens:
Buiten het kamp traden we op voorts ook regelmatig op met defilés, met de dodenherdenking en bijzondere gelegenheden. Ik herinner me daarbij een defilé in de straten van Hilversum met Koninginnedag, iets wat later landelijk werd afgeschaft. Ook de aanwezigheid bij de dodenherdenking op de avond van 4 mei vond ik indrukwekkend; met gepaste koraalmuziek wist de Majoor met zijn manschappen een passende bijdrage te leveren. Ook het inhalen van de Goedheiligman werd door de Matrozenkapel verzorgd, zij het dat toen ik meedeed we niet veel muziek konden maken want de ventielen vroren continu vast.
Tijdens het Sinterklaasfeest voor de kinderen van de vaste bemanning in de kantine zorgde opnieuw de Matrozenkapel voor de vrolijke (peper)noten.


(Peper)noten in de kantine

Ook werden we een enkele keer bij nacht en ontij ingezet. Ik herinner me een chique diner in Longroom waar een klein select groepje muzikanten, door de Majoor aangewezen, zo tegen een uur of 11 ’s avonds nog even II Silensio moest komen speler Een jaarlijks terugkerend evenement was ook opening van de HISWA in de RAI van Amsterdam.


Na afloop een lekker biertje

Watersportzaken van de bovenste plank en met nieuwste boten enz. Daar kon een Matrozenkapel niet wegblijven. Voor ons iedere keer weer een leuk uitje. We gingen met de bus op ons paasbest naar de RAI en na de officiële opening maakten wij een muzikale rondgang door de diverse hallen waarna ons aandeel erop zat. We konden zelf ook de boten gaan bekijken maar ook het bier in de aanpalend restaurant gaan keuren; dit laatste had duidelijk onze voorkeur.
Als echte gasten werd ons ook nog een diner aangeboden waarna we met weekend konden, tenminste als een wachtbeurt in het MOK geen roet in het eten strooide. Velen maakten ook gebruik van de mogelijkheid om Amsterdam nog eens te bezichtigen.
Een andere externe gebeurtenis was de radio opname die in Hilversum, het Mekka van radio en televisie plaats vond, voor naar ik meen de KRO. We voelden ons geweldige muzikanten zo tussen al die microfoons. Wat het programma was en hoe uiteindelijk klonk kan ik mij niet meer herinneren. Twee hele grote evenementen staan in mijn geheugen gegrift en wel:

De Taptoe:
Een van mijn muzikale hoogtepunten was zondermeer de deelname aan Taptoe Delft in 1965. Dat jaar werden de matrozenkapellen van zowel Hilversum, als Valkenburg en Den Helder uitgenodigd om deel te nemen aan de taptoe Delft die eind augustus/begin september voor de zoveelste maal werd gehouden. Er waren een drietal marsen uitgekozen die opmarcherend, staand en lopend op het plein en afmarcherend werden uitgevoerd. De drie matrozenkapellen leverden een gigantisch fanfarekorps op met een 10O tal muzikanten en tamboers. Dit optreden werd uitgevoerd samen met het fanfarekorps van de Limburgse Jagers en het fanfarekorps van de Huzaren van Boreel.


De 3 korpsen presenteren zich

Op het exercitieterrein van het MOKH werd meermalen de uitvoering met de verschillende loopscenario's geoefend, totdat de week van de taptoe begon. De matrozen, voor zover zij tijdens de taptoeperiode niet naar huis gingen verbleven op de luchtmachtbasis Ypenburg tussen Den Haag en Delft.
Op de woensdag voorafgaande aan het optreden op donderdagavond werd tezamen met de andere deelnemende korpsen druk geoefend op de Markt in Delft.
Voor ons als amateurmuzikanten was deze deelname een gigantische belevenis. Zeker voor mezelf was het optreden en verblijf tussen de beroepsmusici van Marinierskapel, de Militaire Kapel (KMK) de Luchtmachtkapel enz. een gebeuren waar je alleen maar van kon dromen. Wij keken huizenhoog op tegen deze topmusici. Samen spelen en ook aan de bar in de kroegen rondom de Markt samen een pilsje drinken was voor ons een formidabele belevenis.
Ons optreden was ook meteen de openingsact na het doven van de lichten, de 9 slagen van de torenklok, en de openingsfanfare plaats vond. Met de mars “Semper Fidelis” werd aan weerszijden van de Grote Kerk aan de Markt ingezet en kwamen we het Marktplein opgemarcheerd. Nu nog, meer dan 35 jaar later lopen bij het aanhoren van deze mars de rillingen over mijn rug en komen de herinneringen weer boven. Nadat we met onze 3e mars waren afgemarcheerd waren we vrij tot aan de finale konden rond de Markt ons vertier zoeken. Het kwam voor dat het in de kroeg zo gezellig was dat haast moest worden gemaakt om weer op tijd zijn; er werd stevig gedronken, we zaten door e extra toelage ook wat beter in de slappe was (het “katje” was ten nog zo’n ƒ 63 <3e klasse> en resp.ƒ 90 <2e klasse) per maand), zodat je ook regelmatig een dranklucht op en boven het marktplein kon opsnuiven; de kroegbazen deden goede zaken.

De leiding van de matrozenkapel bij het optreden hadden de kapelmeesters van de drie matrozenkapellen bij toerbeurt. Ik herinner me dat onze kapelmeester, Majoor Hoogers telkens erg zenuwachtig was. Toch was het voor ons prachtig om voor volle en enthousiaste tribunes muziek te maken. Dat kwam ook door de compacte opbouw rond het marktplein. Niet zoveel jaren later is Taptoe Delft aan antimilitaristische bewegingen ten onder gegaan. De Taptoe Breda die een aantal jaren later daarvoor in de plaats kwam en die ik ook meerdere malen heb bezocht kon naar mijn mening Delft niet doen vergeten.
Na afloop stond zo tegen twaalven de bus richting Ypenburg weer gereed. Ook daar hadden we een luizenleven. Gewend als we in Hilversum waren om ‘s morgens op 07.00 uur reveille te hebben bleven we hier vaak tot tegen het middaguur in ons nest, soms nog haast makend om op tijd voor de lunch in de eetschuur te zijn. Er kwam ’s ochtends wel een korporaal om die lui van de Marine te wekken maar na 1 keer wekken liet hij zich niet meer zien. Voor de rest van de dag hadden we vrij en maakten aldus wat uitstapjes o.m. naar Den Haag en Scheveningen waar een aantal matrozen zich op de Pier op de foto liet zetten.


Matrozen op de pier

Na afloop van de Taptoe was het voor velen weer wennen aan de strenge kampdiscipline die in Hilversum heerste, het was en bleef immers een opleidingskamp waar alles volgens strakke regels verliep.
Toch was het een tijd om nooit te vergeten en er met veel plezier op terug te zien.

Een Koninklijk huwelijk:
Een ander optreden van de kapel maakte welhaast nog meer indruk op mij en wel het optreden bij het huwelijksfeest van Beatrix en Claus op 10 maart 1966.
Ook voor deze unieke gebeurtenis werd de Matrozenkapel uitgenodigd. Ditmaal werd samen met de kapel uit Den Helder een korps geformeerd dat die dag in touw kwam.
‘s Ochtends in alle vroegte reisden we vanuit Hilversum per bus af naar Amsterdam, naar het Marine-etablissement Kattenburg van waaruit we na een beker koffie per boot vertrokken naar de Hms. De Ruyter die achter het Centraal Station lag af'gemeerd. Het schip lag er fraai opgesierd bij, gepavoiseerd zoals dat heet. Eenmaal aan boord werd de muziek opgesteld, er was een grote gewapende wacht aanwezig, de rest van de benaming stond eveneens in vol ornaat aangetreden en toen konden de talloze saluutschoten (ik heb ze niet kunnen tellen) voor het Koninklijke paar worden afgevuurd.
Het gaf een geweldige gedreun en geknal. Dat waren we in Hilversum niet gewend. Daarna was het de beurt aan de muziek om met het Wilhelmus en marsen deze plechtigheid af te sluiten.
Dit was overigens voor mij ook de enige keer dat ik, behalve op het wachtschip Willemsoord in Den Helder en het betonnen oefenschip in Hilversum aan boord van een schip ben geweest, (een echte “zoetwatermatroos” dus)
Na sloop gingen we weer met de motorsloep terug naar Kattenburg en na een maaltijd werden we opnieuw ingescheept voor een tocht naar de Prinsengracht waaraan de Westerkerk ligt.
Daar werden we op de hoek opgesteld om van daaruit al muziekmakend eer te bewijzen aan het nieuwe Koninklijke paar. We waren getuige van de mooie stoet met het paar en alle andere Koninklijke van de rookbommen die een stukje verder in de Raadhuisstraat tussen de paarden terechtkwamen.


De Matrozenkapel in actie

Opnieuw een geweldige belevenis, die ik ondanks het kille weer van die dag, nooit had willen missen. Nadat de trouwstoet weer was teruggekeerd en de militaire escorte kon worden opgebroken konden ook wij weer met verkleumd lijf per boot terug naar Kattenburg waar we gelukkig konden genieten van een smakelijke en warme hap.
Daarna spoorslags naar huis om in je eigen dorp nog deel te nemen aan de festiviteiten rond dit huwelijk. Het thuisfront was eveneens enthousiast omdat hun zoon respectievelijk haar vriend op de TV te zien was geweest. Helaas ontbrak toen de mogelijkheid om zoiets op video op te nemen.

Slot:
Terug op de basis in Hilversum waren het vervolgens voor mij nog enige maanden de regelmatige plichtplegingen als telefonist in het gebouwtje van de VLOP en de VLAM maar ook de vlaggenparades en nog enkele ouderdagen. Medio juni 1966 zat het er voor mij op en kon ik weer m’n burgerkloffie aantrekken. Het jaar daarop promoveerde mijn muziekkorps de Fanfare St.Willibrordus uit Neerkant met 342 punten naar de superieure afdeling. Ik denk dat alles wat ik in Hilversum bij de Matrozenkapel heb geleerd een steentje heeft bijgedragen aan dat succes.

Piet Joosten